Materi?le cultuur in het claustrum

De protocollen verschaffen informatie over de materi?le cultuur en de bewoners van het claustrum. Voor de muziek- en zangcultuur en de kapittelschool verwijzen wij naar onze bijdrage over het kapittel in het onlangs verschenen boekwerk >Sittardse Cultuurdragers 1299-1999'. Hier zullen wij andere aspecten aan de orde laten komen.

Op enkele plaatsen is er sprake van de altaren in de St.-Petruskerk. In 1663 (15 juni) heeft de Luikse wijbisschop Joannes Blavier het Eligiusaltaar, waarvan de inkomsten bestemd waren voor de rector van de kapittelschool, officieel uit de kerk laten verwijderen. De bij het beneficie behorende verplichtingen bleven bestaan, maar de uitgaven voor onderhoud zouden voortaan kunnen worden aangewend ter verfraaiing van het kerkgebouw.

Op 25 april 1667 besloot het kapittel het koor van de kerk en de twee zijbeuken te laten witten. Men verzocht derhalve Everartz, de drost van Stein, om het altaar, dat hij drie jaar eerder al beloofd had, binnen acht dagen op te laten richten. Wilde hij dit niet, dan waren er voldoende anderen bereid dit te doen. Op 27 september 1669 legde het kapittel een overeenkomst met de Sittardse voogd Peter Ulner vast. Op eigen kosten liet deze namelijk het altaar van Cornelius en Cyprianus opknappen en door een muur scheiden van het kanunnikenkoor. In ruil hiervoor kreeg Ulner voor hemzelf en zijn nazaten het recht begraven te worden in het kapelletje waar dit altaar zich bevond. Het recht van de rector van het altaar om aldaar begraven te worden mocht echter niet aangetast worden.

In 1675 (17 mei) wenste men het altaar van Johannes de Doper en Catharina te vernieuwen. Men droeg pastoor Laven op uit te kijken naar eventuele begunstigers en attendeerde hem op burgemeester Hamers, de heer Otten en jonkvrouw Van Meer.

Op 18 juni 1677 besloot men zes nieuwe kandelaars aan te schaffen voor het hoofdaltaar. Op 9 juli wist men te melden, dat de bewuste kandelaars gekocht waren in Luik voor 130 guldens. Nog geen twee maanden later werd de kerk geplunderd door de Fransen ... Op het priesterkoor stond de chartabella of het directorium, een bord, waarop jaargetijden en missen voor broederschappen stonden opgetekend met de namen van de kanunniken en rectoren die in de desbetreffende diensten het evangelie moesten zingen. In 1667 (7 februari) was er een dergelijke verwarring opgetreden, dat Caspar Clercx weigerde het evangelie te zingen, toen het zijn beurt was. Rector Probsten kreeg instructies voor het vermelden van de namen op het bord.

Kerkelijke gewaden komen ook enkele malen ter sprake. Op 21 december 1663 kocht Jacobus Brunas zijn verplichting om het koorgebed bij te wonen af door de schenking van twee koorkappen binnen ??n jaar en twee dalmatieken (gewaden van de diakens) v??r Pasen. Op 14 oktober 1667 kon Herman Conrad Clercx zijn schuld van twaalf rijksdaalders aan het kapittel delgen door een oude kazuifel en twee dalmatieken te laten repareren.

Hier en daar treft men in de protocollen opmerkingen over de gebouwen in het claustrum aan. Op 28 april 1665 werd er een overeenkomst gesloten tussen de deken en Godefridus Soutzen, waarbij afgesproken werd dat Soutzen achter zijn huis, grenzend aan de tuin van de deken, een rechte muur zou optrekken. De deken en zijn opvolgers mochten bij deze muur wijnstokken en welke andere dingen ze maar wilden (vineam et quaecumque alia) planten. Op 31 juli van dat jaar besloot het kapittel om de kosten van het onderhoud van de kerk, processen en ornamenten te dekken ??n kanunnikenprebende vrij te laten en de opbrengst in natura op te laten slaan in een graanschuur. Op een tweetal plaatsen komt de reinheid in het claustrum aan de orde. Op 22 maart 1666 bepaalde het kapittel dat ten behoeve van de netheid het claustrum iedere zaterdag gereinigd moest worden. Kapitein Dahmen, die het huis Bex bewoonde, kreeg orders om de straat bij dit huis te laten reinigen, opdat het water beter kon weglopen. Deed hij dit niet, dan lieten de heren kanunniken de reiniging op zijn kosten uitvoeren. Op 18 juni van dit jaar werd een verbod uitgevaardigd om te urineren bij de sacristie op straffe van een malder rogge per keer.


Volgende: Een begrafeniskwestie
Vorige: Het kapittel in oorlogstijd (1676-1679)
Overzicht: St.-Petruskerk

Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1677, Kerk en Geloof.