Torenperikelen in de zestiende en zeventiende eeuw

In de oudste bewaarde stadsrekening is sprake van een inspectie van de toren op 26 januari 1583 door voogd en schepenen, waarbij gebreken geconstateerd werden. De resultaten van deze inspectie werden in de herberg der Eijser Man op de Markt besproken onder het genot van negen kwarten wijn. Het betrof voornamelijk reparaties aan het houtwerk in het onderste creutzwerk van de toren.Daartoe werd een eik gekocht voor 17 gulden en 8 albus. Bij het afsluiten van de koop van deze eik in het huis van Peter Schutgens, werden wederom vier kwarten wijn, ongeveer zes liter, soldaat gemaakt. De eik werd verzaagd tot planken door meester-timmerman Johann Deteren en diens zoons, die met de planken de onderste verdieping van de toren in achttien dagen tijds overzolderden.Ook werden er nog andere constructies gemaakt, waartoe essenhout uit het Duirenbuschke te Stadbroek werd gebruikt.Het benodigde hout werd op het kerkhof, dat rondom de kerk lag, opgeslagen. Met een katrol werd het materiaal naar de gewenste hoogte getransporteerd.

Klokken

De klokken waren eveneens een zorg voor het stadsbestuur. Nadat de klokken, de tiendklok en de gemeenteklok, in 1542 geroofd waren, is er in ieder geval in 1565 een actie geweest van het toenmalige stadsbestuur om tot een nieuwe klok te komen. De grootste klok werd ook wel banklok of tiendklok genoemd, omdat hij hoorbaar moest zijn in het hele tiendgebied. Deze klok moest worden aangeschaft en onderhouden worden door de bezitters van de tienden. De tienden waren een belasting in natura die werd gevormd door het tiende gedeelte van de opbrengst van akkerbouw en veeteelt. De gemeenteklok was de klok, die werd vervaardigd en onderhouden op kosten van de plaatselijke gemeenschap. De kosten van de nieuw aan te schaffen klok bedroegen 470 rijksdaalders. De burgerij kon slechts 100 rijksdaalders bijeenbrengen vanwege de oorlogsomstandigheden en de hoge broodprijs in datzelfde jaar als gevolg van een misoogst. Daarom werd aan de hertog van Gulik, de landsheer, een belastingvermindering gevraagd. Klaarblijkelijk is men toen kunnen overgaan tot de aanschaf van de (gemeente)klok.Pas na een heel langdurig proces werd in 1598 een accoord bereikt tussen de tiendheffers en de magistraat van Sittard over de tiendklok. Er is weliswaar sprake van nog drie klokken in 1595, maar het hoe en waarom is niet geheel duidelijk. Men weet niets meer dan het aantal van drie klokken en het gewicht van JJn klok, namelijk 1200 pond.Bovendien was er een klok met de naam Maria. Deze woog tezamen met de gemeenteklok 2000 kilogram(!). Deze klokken werden het slachtoffer van de verwoesting van Sittard in 1677.

Tegenspraak

In tegenspraak met de voorafgaande gegevens is het feit dat er volgens de stadsrekening van 1582-1583 reeds twee klokken in de toren hingen. Van de grote klok werd het houten wiel door Johann Vaessen gerepareerd voor de prijs van 1 gulden en 1 albus. Een andere klok, die Schell, waarmee voor de preek geluid werd, was in 1583 gebarsten. Johan von Trier, een befaamde klokkengieter, werd belast met de hergieting van de klok ter plaatse. Na het accoord op 24 maart 1583 afgesloten in de herberg van Theissen von Landen tussen stadsbestuur en meester Johan werd te Stadbroek dor essenhout gehaald om de hergieting op het kerkhof (van Broeksittard) mogelijk te maken. Het klokje woog eerst 112 pond, maar na hergieting bleek dat 133 pond te zijn. De meerkosten, 7 1/2 Brabantse stuiver per pond, kwamen voor rekening van de stad, of beter gezegd voor de weduwe van de voormalige burgemeester Frischen, die nog een rekening aan de stad moest voldoen. De klepel moest echter ook vervangen worden en de nieuwe werd gemaakt door Sijberten 'den Schlosssmecher'. Hij hing tezamen met enige anderen het klokje terug in de toren. Het klokkentouw kwam uit Maaseik en had een lengte van 35 Gelachter, een ons onbekende lengtemaat. Deze zou echter een indicatie kunnen geven op welke hoogte de klokken ongeveer hingen. Het is best mogelijk dat deze klok tezamen met de klok van Broeksittard vervaardigd is op het kerkhof van Broeksittard, dat gelegen was rondom de oude kerk aldaar. Het opschrift en de datering van de Broeksittardse klok geven in feite het bewijs. Dit luidde:

Ich dien der Gieminde mit mienem schal
Ich hof si zo dem tempel al
Gates wor zo lerren
und sich von sunden zo bekerren.
Johan von Trier gus mich
1583 ^

Een merkwaardig verhaal uit de zeventiende eeuw

In de kroniek van Dunckel-Pothast staat een merkwaardige vermelding. In het jaar 1605 zou op Paasmaandag de kerktoren als gevolg van een hevige orkaan ingestort zijn. De juiste datering van deze ramp is echter 27 maart 1606. Volgens dezelfde kroniek zou de grote kerktoren in 1625 herbouwd zijn door de graaf van Valkenburg. In tegenspraak hiermee is het feit dat volgens de stadsrekening 1618-1619 in mei 1619 een zekere Clas de Leijendecker werkzaamheden verrichtte aan de toren. In Maastricht werden de daarvoor benodigde 325 pond lood en 1000 leien gehaald. Indien de toren ingestort zou zijn, dan zou dit beslist niet het geval zijn geweest. Bovendien is het de vraag wat de graaf van Valkenburg te maken zou kunnen hebben met de herbouw van de toren, immers staatkundig waren er geen directe banden meer tussen Valkenburg en Sittard.

Andere zeventiende-eeuwse gegevens

Eind 1628 of in 1629 werd door de knecht van meester Johan Leijendeckers het kruis bovenop de kerktoren gezet en het gat dichtgemaakt voor de prijs van 4 gulden.Met welk doel dit gebeurde, is niet duidelijk.Het kan een onderhoudsbeurt zijn geweest of de voltooiing van een restauratie of reparatie. Enkele jaren later, in april 1637 kwam meester Jurgen van Maastricht naar Sittard, om de balken in de kerktoren te bezichtigen die groot gevaar opleverden. De kosten van diens oponthoud van twee dagen in de herbergen Im roden Lew en Funff Hering waren ook voor rekening van de stad. Op 30 juni van datzelfde jaar 1637 klauterde Peter Grusen met drie mannen naar boven om de gevaarlijke balken met ijzeren kettingen, hoogstwaarschijnlijk kettingankers, vast te maken. Naderhand hebben zij, dorstig geworden, voor 1 gulden en 7 stuivers bij Thomas Spielmans verteerd. Deze had zijn lokaliteit vlakbij de kerk.


Volgende: Het kapittel in oorlogstijd (1676-1679)
Vorige: Torenreparaties in 1628 en 1637
Overzicht: St.-Petruskerk

Andere verhalen over dit onderwerp:Periode 1543.