Rond het jaar 1300: de kapittelkerk en het Huis op de Berg

Hij moest even zijn ingedut. Toen hij zijn ogen weer opendeed, stond hij op dezelfde plaats. Maar de kerk was nu veel groter en had een toren, er liepen geestelijken in en uit. Er waren ook veel meer woningen gekomen en op nogal wat plaatsen was men druk aan het bouwen. De stad is wel gegroeid, zei Walram tot Jacob, die weer naast hem stond. Ja zeker, antwoordde deze, en kijk ook maar eens door dit straatje. Aan het einde zie je de wal, die nu een dubbele palissade heeft en twee grachten, goed met water gevuld. De stad is intussen wel drie keer zo groot geworden. Ze wordt nu bestuurd door, de zoon van je zus Bertha, je neef Walram, die ook heer van Valkenburg is. Hij heeft gezorgd dat de bisschop vorig jaar, in 1299, de kerk heeft bevorderd tot een kapittelkerk, waaraan twaalf belangrijke geestelijken verbonden zijn. Zij verzorgen daar heel de dag door kerkdiensten. En ze gaan ook een school beginnen aan het kerkplein voor de kinderen van de stad. Een van de kapittelheren draagt daarvoor zorg.

En wat is dat hogere huis rechts van de kerktoren? vroeg Walram. Dat is het huis van de Begijnen. Het is gesticht door je echtgenote Jutta, die na jouw overlijden een tijdlang Sittard heeft bestuurd. En kijk nu eens achterom! Dat deed Walram en hij zag op de verhoging een nieuwe burcht liggen: een stenen toren en een versterkt woonhuis met kantelen. Er lag een aparte gracht omheen met daarover een houten brug. Dat noemt men nu het Huis op den Berg zei Jacob.

Maar ik zie geen kooplieden meer, zei Walram verbaasd. Die zitten nu wat verderop, op de nieuwe, grotere markt aan de overkant van de molenbeek, vertelde Jacob. Het pleintje hier is nu bestemd voor de kapittelheren: voor hen worden die huizen gebouwd. Sittard is nu zo belangrijk, dat de Hertog van Brabant het graag in zijn bezit zou willen hebben.


Overzicht: Periode 1299