16. Haagbeuken (Carpinus betulus)

De haagbeuk is inheems in Klein-Azie en Europa. De boom wordt hier aangeplant als haag- park of straatboom. Zoals de naam al aanduidt, is de haagbeuk uitstekend geschikt voor het vormen van een haag. Hij behoudt 's winters een deel van zijn dode bladeren. Niet alleen voor hagen, doch ook als boomvorm zien we de haagbeuk vaak voor boerenwoningen ter afscherming van de wind en het felle zonlicht. Gewoonlijk zijn ze dan alleen in de breedte geleid en van voren en van achteren bijgesnoeid. Haagbeuken hebben een dicht bladerdek. Ze kunnen tot dicht op de stam gesnoeid worden. De haagbeuk groeit langzaam. Uiteindelijk kan hij 12 tot 18 meter hoog worden. Het hout van de haagbeuk is zeer goed bestand tegen zware klappen. Mede daarom is het door zijn dichte structuur zeer geschikt voor hakblokken van slagers, houten hamers, kegelballen terwijl het vroeger ook toegepast werd voor spaken van karraderen, tandraderen van molens, biljartkeus, trommelstokken, turnknotsen etc. De eigenschap dat haagbeuken zeer hard is, wisten de Romeinen reeds. Ze gebruikten deze houtsoort voor de vitale delen van hun strijdwagens. De Amerikaanse pioniers ontdekten ook de goede sterke eigenschappen van dit hout en maakten er de jukken van de ossenwagens van. Het hout is grijs-wit van kleur met een zeer egaal uiterlijk. Het is een van de zwaarste loofhoutsoorten. Haagbeuken wordt ook wel eens in bepaalde streken wit beuken of steenbeuken genoemd. Haagbeuken heeft niets met beuken te maken. Het is ook geen familie van elkaar. De haagbeuk kan zeer oud worden.